Het Kardinaalsmodel

In 1998 voerden wij een onderzoek uit naar het imago van de Katholieke Kerk in het algemeen en van Kardinaal Danneels in het bijzonder. Het imago van de persoon bleek positiever te liggen dan het imago van het instituut. Op basis van kwalitatief materiaal concludeerden we dat mensen een identificatiedrang hebben en dat gaat nu eenmaal beter met een figuur van vlees en bloed dan met een abstracte en anonieme organisatie. We vonden een kwantitatieve bevestiging van deze hypothese toen we vaststelden dat het imago van de Kardinaal er significant op vooruitging nadat hij op televisie was verschenen in het programma ‘De twaalf werken van Vanoudenhoven '. Bovendien stelden we vast bij groepsdiscussies met jongeren dat als zij niet meer worden aangesproken door het grote instituut zij op zoek gaan naar kleinere subgroepen waarbij zij zich veilig kunnen aansluiten. Dit deed ons voor het eerst onderstaand model formuleren. Er zijn een aantal fundamentele polen waartussen mensen een evenwicht proberen te zoeken. Worden zij door het hier en nu geduwd naar de ene pool dan zoeken zij compensatie bij de andere pool. Dit model is dan ook gebaseerd op twee belangrijke principes: (1) het zoeken naar evenwicht in de beweging tussen de polen, en (2) de identificatie van tweemaal twee polen waartussen een evenwicht wordt gezocht. De voorbije jaren werd dit ‘kardinaals'model (kardinaal betekent oorspronkelijk ‘verbinding', ‘sleutel') in verschillende domeinen toegepast en het werd keer op keer verder verfijnd. Het model heeft ons en onze opdrachtgevers op verschillende terreinen geholpen de complexe realiteit te vereenvoudigen waardoor succesvolle acties konden worden uitgewerkt.

Het model gaat er vanuit dat mensen een evenwicht proberen te zoeken tussen vier polen, nl de drang naar vrijheid en de drang naar veiligheid, het terugvallen op wat we gewoon zijn en het zich aangetrokken voelen tot wat vreemd is. Laten we elk afzonderlijke even van naderbij bekijken.

Waar mensen zijn vormen zich groepen. Dit geeft ons een zeker gevoel van comfort. Om te overleven in een vijandige omgeving maakt de mens immers meer kans in groep dan alleen. Bovendien kunnen we in groep meer realiseren dan als individu. Mensen slaan de armen in elkaar om dijken te bouwen, kathedralen op te trekken of om bedrijven op te richten. L'union fait la force. De bescherming die een groep biedt tegen de natuurelementen is tegenwoordig voornamelijk vergleden tot een bescherming op economisch en psychologisch gebied. De groep biedt veiligheid, maar vraagt van het individu een zekere mate van aanpassing. Elk individu doet water in zijn wijn om binnen de groep te worden geaccepteerd. In extremis gaat het belang van de groep immers altijd voor op het belang van het individu. Personen die zich te marginaal opstellen worden door de groep meestal vroeg of laat uitgesloten. Het kiezen voor de groep levert het individu geborgenheid op. Indien een persoon zich te sterk aanpast aan de groepsnorm spreken we van confluentie. Dit zijn mensen die hun individualiteit compleet opofferen om tot de groep te behoren. Ze doen zo hun best zich aan te passen dat ze ‘geen ruggengraat' meer hebben.

Waar vrijheid toeneemt, gaan mensen zichzelf in hun individualiteit gaan manifesteren. De drang naar vrijheid is tegenwoordig bijzonder groot. Waar men in het verleden veel eigenzinnigheid de kop moest indrukken in het belang van de gemeenschap waartoe men behoorde, daar zien we momenteel een sterke gang naar het beklemtonen van de eigen individuele voorkeuren, opinies, keuzes en handelswijzen. Uitspraken als ‘ik wil mijn ding doen' of ‘ik wil mezelf kunnen zijn' zijn vandaag schering en inslag. De drang naar vrijheid uit zich in het streven en de voldoening van het zichzelf realiseren en manifesteren. Alleen in vrijheid kan het individu zich ontwikkelen en zich in zijn persoonlijkheid manifesteren. Personen die elke groepstoegift schuwen dreigen in het isolement te geraken. Groepen zijn allergisch aan personen die het eigen(belang) overbeklemtonen. Het idealiseren van het individu zorgt voor onafhankelijkheid, ultieme vrijheid met de daaraan onvermijdelijk gekoppelde eenzaamheid van een steppewolf.

Uit tal van experimenten blijkt dat mensen de dingen waar ze ooit mee geconfronteerd zijn geweest verkiezen boven zaken die hen onbekend zijn. Het volstaat een gezicht, een chinees karakter, een Turks woord, een politiek idee, toevalstoonreeksen, een nieuw merk één keer onder de neus te krijgen om er een voorkeur voor te ontwikkelen. Dit mechanisme is zo sterk dat neobehaviouristen het uitriepen tot het basisprincipe om gedrag mee te verklaren. De inertie bij de mens is blijkbaar enorm groot. Mensen kiezen de weg van de minste weerstand en vallen daarbij terug op de hen bekende, vertrouwde zaken. Soms is hij er zich zelfs niet bewust van te kiezen voor datgene wat hij/zij ooit heeft ontmoet. Uiteraard zijn we allemaal het meest vertrouwd met onszelf, ons lichaam, onze gedachten en onze emoties. We zijn het meest vertrouwd met onszelf. Als we ons teveel laten leiden door ons vertrouwde zelf dan zullen we dit in de ons omringende wereld gaan projecteren. We kiezen een partner, hond, auto, idool waar we het meest van onszelf (willen) inzien. Projectie is de prijs als we al te veel en al te vaak op vertrouwen afgaan.

Toch blijft de mens niet rond de moederschoot hangen – datgene wat hem het eerst het meest vertrouwvol moet zijn overgekomen. De mens heeft een diepgewortelde nieuwsgierigheid die hem ertoe brengt vreemde, niet vertrouwvolle zaken, ideeën, situaties, mensen, planeten op te zoeken. Het exotische heeft iets aantrekkelijks. Nieuwigheid doorbreekt de inertie en doet mensen bewegen. Alleen door de confrontatie met iets anders aan te durven leert men iets. Bijleren is in essentie loskomen van het gelijke en het vreemde aan opzoeken om het te leren kennen en het ‘gelijk' te maken. Ook hier kan men te ver gaan door al wat nieuw is onvoorwaardelijk aan te trekken. Ons bord leeg eten wat er ook op ligt, zonder te proeven en voor onszelf uit te maken of we het al dan niet lusten leidt tot introjectie. Een onverzadigbare honger steeds opnieuw zich het vreemde eigen te maken.

De beide paren ‘gelijk-vreemd' en ‘groep-ik' fungeren elk op zich als antagonisten. Hoe meer je kiest voor het gelijke, het vertrouwde, hoe minder je openstaat voor het andere, het vreemde. Hoe meer je kiest voor de vrijheid en het eigen ik, hoe minder je kan kiezen voor veiligheid en de groep. Deze dimensies zijn terug te vinden in heel wat uiteenlopende fenomenen van politieke standpunten tot persoonlijkheidtypes of ruimtelijke ordening. Het valt daarbij op dat indien personen in een situatie die één van de polen overbeklemtoont, zich verplicht voelen dit met de andere pool te compenseren. Hoe dwingender de groep waartoe men behoort – kerk, dorp, familie, federatie, natie, club, etc… - hoe sterker de drang naar individuele expressie. Hoe sterker de druk van het vreemde – innovaties, immigratie, onvoorspelbaarheden, progressieven, onzekerheden, etc…- hoe meer men neigt terug te vallen op het ons vertrouwde.

Naast het diagonale, antipodenspel zijn er ook verticale en horizontale spannings- en aantrekkingsvelden. Door de toegenomen vrijheid kiezen we die groepen waar we ons het meest onder gelijken voelen. Hoe groter de gelijkstemdheid van de groepsleden, hoe minder we onze individualiteit moeten opofferen voor de veiligheid van de groep. Dit verklaart de veelkleurigheid en het welig bloeien van heel wat subculturen, genres, associaties, etc… We houden van ons ‘ik' en onze vrijheid omdat ze ons zo vertrouwd is. We zijn bang voor de anderen en het dwingende van een groep omdat het ons vreemd en anders overkomt. We hebben het vreemde en het andere nodig om de grens te ervaren tussen ons'zelf' en de rest van de vreemde wereld.

Het is onze archecortex, onze oude hersenen die ons drijven naar het gelijke en naar de groep. We koesteren hetzelfde – en de mensen die we gewoon zijn – omdat we in wezen niet willen veranderen. Waar de zee borg staat voor een eeuwige constante, een zekerheid waarmee we onze angsten de kop kunnen indrukken, daar staat het land symbool voor de evoluerende beweging, de uitdaging waarmee we ons menszijn realiseren. Onze neocortex probeert de immobiliserende angst voor verandering te doorbreken door de wereld om ons heen te structureren waardoor confrontatie en manipulatie mogelijk wordt.

Om de Singles te begrijpen hanteerden we dit denkkader, centraal staat een vierkant, dit vierkant is elk individu. Het vierkant (lees individu) wordt beïnvloed door de vier omliggende aspecten. Zoals elke mens uniek is, zal ook de mate van aanwezigheid van de verschillende aspecten variëren tussen individuen en dus in zekere mate voor elk individu uniek zijn.

 

Nawoord in ‘Singles, Lies and Videotape' (Toohsmi uitgevers, 2004)