Salon tijd

Laten we een reis door de tijd maken. Het is nu een cliché, maar het wordt straks een doordenker. Ons verhaal start bij ‘De geboorte van de goden'. Hesiodos schreef heel lang geleden over nog veel langer geleden: 

Chaos ontstond als eerste, als een gapende kloof, en vervolgens
Gaia met weelderige borsten, een veilige zetel voor goden,
allen die hoog op de top de besneeuwde Olympus bewonen;
nevelige Tartaros, diep in de onafzienbare aarde,
verder Eros, de mooiste van alle sterfelijke goden,
god die de leden verlamt; van allen, goden en mensen,
maakt hij de geest tot slaaf, hij berooft ze alle van bezinning.”

Met dit trio startte de tijd en ze zijn hier nog altijd. Beuys ziet hen overal: Chaos was zijn warmtepool, Eros zijn beweging en Gaia de resulterende koudepool. De drie houden elkaar in evenwicht. Maar laten we niet afwijken en Hesiodos nog even volgen. Gaia baarde een zoon Ouranos, de hemel. Samen verwekten zij de Cyclopen, de Titanen en de Giganten. Maar Ouranos dreef zijn kinderen steeds weer de onderwereld binnen. Ze schuilden in het diepste van hun moeder. Gaia kan dit niet langer aan en zette haar jongste titaantje op tegen zijn vader. Die jongste sneed op een nacht Ouranos de testikels af waardoor Gaia voorgoed bevrijd werd van verdere zwanger-schappen. Ouranos vervloekte zijn zoon met de voorspelling dat hij zou gedood worden door één van zijn kinderen. De titaan Kronos heerste over de wereld en er brak een gouden eeuw aan. Zijn huwelijk met zijn zuster Rheia was vruchtbaar, maar de voorspelling van zijn vader Ouranos indachtig at Kronos steeds weer de pasgeborenen die hij had verwekt kort na de bevalling op. Toen Rheia voelde dat ze weer zwanger was, vluchtte ze naar Kreta waar ze beviel van Zeus. Zij wikkelde een kei in een doek en toen Kronos haar vond, gooide Rheia de ingewikkelde kei in zijn mond. Zeus groeide op en vermoordde zoals door zijn grootvader was voorspeld, zijn vader Kronos. Zeus werd heerser over het pantheon en Kronos vond zijn toevlucht in Latium waar hij later door de Romeinen een centrale religieuse rol toebedeeld kreeg onder de naam Saturnus. In Kronos herkennen we vooral semantisch de tijd, in de betekenisgestalt rond Saturnus moeten we dieper gaan zoeken. Saturnus was de god van de landbouw en daardoor van de overvloed. Saturnus laat ‘tot rijpheid' komen, hij staat voor het ‘langzaam voortschrijden', het ‘tot stand komen'. De winterse zonnewende werden in de Oudheid als de Saturnaliën gevierd: in alle overvloed het keerpunt van de barre winter vieren. En inderdaad vermits Saturnus de traagheid van het rijpen, de inertie symboliseert, werd hij steeds als een oude man met een lange witte baard voorgesteld. Onze Kerstman en co hebben ergens de mosterd vandaan gehaald. Kronos-Saturnus mistte de gave van de verjonging, hij werd niet alleen als bejaarde man afgebeeld, maar ook de verste planeet – die de traagste beweging maakte – werd naar hem genoemd. Saturnus de zevende planeet – meer hadden ze nog niet ontdekt – met als geassocieerde karaktertrek de melancholie en als symbolisch element: lood. Lood is immers het verst van het goud verwijderd, de zon.

Als we spreken over de weg van lood naar goud zitten we een millenium verder bij de alchemisten. Saturnus – Tijd/Kronos – was hét symbool van de middeleeuwse alchemie. Voor hen was de steen der wijzen de omwikkelde kei die Rheia Kronos had toegesmeten en die hij verorberd had al was het zijn jongste zoon Zeus. Goud en lood, de steen der wijzen en de Smaragden Tablet waarop de beroemste tekst staat van Hermes Trismegistus, de oerpatroon van de Grootmeesters:

"Dit is de waarheid, de gehele en absolute waarheid,
Zonder een woord van leugen.
Dat wat boven is, is wat beneden is,
En wat beneden is, is als wat boven is.
Aldus zijn de wonderen van de Ene tot stand gebracht.
En aangezien alle wonderen van de Ene afkomstig zijn,
door middelVan meditatie door de Ene,
zo zijn alle dingen geschapen door dit Ene
Ding door middel van een bewerkingsproces.
Zijn vader is de Zon, zijn moeder de Maan.
De Wind draagt hem in zijn buik, de Aarde voedt hem.
Hij brengt alle wonderen van het universum voort.
Zijn macht is compleet wanneer deze in aarde wordt omgezet.
Scheidt de aarde van het vuur, het fijne van het grove,
Voorzichtig en met groot vernuft. 
Het stijgt van de aarde naar de hemel en daalt weer af naar de aarde,
En combineert de macht van boven met die van beneden.
Aldus zult u de glorie van het Universum bereiken
En alle duisternis zal u verlaten.
Dit is de macht der machten,
Want hij overwint al het ijle
En doordringt al het vaste.
Aldus werd de wereld geschapen.
En aldus liggen er schitterende werken in het verschiet,
Want dit is het proces.
Derhalve word ik de Driewerf Grootste Hermes genoemd,
Want ik ben meester over de drie principes van
De universele wijsheid.
Dit besluit hetgeen ik te zeggen heb
Over het werk van de Zon."

Alchemie boeide mij niet tot ik ontdekte dat de Meesters spraken in veilige metaforen en hun steen der wijzen moet gezien worden als een staat van algehele spirituele verlichting. Het was hun wezen zelf dat zij van lood in goud wilden omzetten. Alchemisten geloven dat de mens een innerlijke kern bezit die bij de zondeval verloren is gegaan. Het grote werk van de alchemist is het herontdekken van deze kern, die te bevrijden en te zuiveren. Een Gnostische doorslag is nooit veraf als we in het Westen van onder de Katholieke moederrokken kruipen. Toch hebben de alchemisten niet alleen een religieuse betekenis, maar ook een zeer verregaande wetenschappelijke – in zoverre dit schisma na ‘Het Bernini Mysterie' nog staande kan worden gehouden. Zij ontdekten dat er op microfysiologisch gebied een onontwarbare ontologische verstrengeling bestaat tussen het object en het subject van de waarneming. Subjectiviteit werd erkend als een medescheppende factor binnen het geheel van de processen in de natuur, die volgens de alchemisten bestaat in de voortdurende omkering van binnen en buiten. Een tweede belangrijk principe vinden we als we de alchemie zien als de toepassing van het mystieke principe op het fysieke niveau om aan te tonen dat alles één is. De Meesters zochten naar de gemeenschappelijke essentie van het universum. Symbolisch vinden we dat terug in de staf van Hermes, de caduceus. Ons vertrouwd als medisch symbool. Een teken dat ons er moet aan herinneren dat de eenheid wordt bereikt door de verzoening van de tegendelen. De essentie kennen we nu als atomen – de kleinste deeltjes. Newton haalde het immers op Leibnitz, die de essentie monaden noemde, elk deeltje bevatte het geheel. Leibnitz was er immers van overtuigd dat iedere monade het complete heelal weerspiegelde. Bovendien was één van de meest karakteristieke trekken van de filosofie van Leibnitz ‘de leer van de vele mogelijke werelden'. Volgens deze theorie worstelt alles, wat niet bestaat, om tot bestaan te komen, maar niet alles wat mogelijk is, kan bestaan, omdat het niet allemaal tegelijkertijd kan bestaan. De kiem van wat we later het zichzelf spiegelende multiversum zullen gaan noemen. Bach is niet veraf, en Escher en Gödel al helemaal niet. Toch nog even een tweede illustratie: de slang of de draak die in haar staart bijt – de ouroboros – staat voor ‘mijn einde is mijn begin'. Spiegelingen alom.

Tijd voor de volgende milleniumsprong. Of wordt het een quatumsprong? Zeven planeten – met de alchemistische Kronos als laatste, zeven dagen – met de overvloedige Saturnusdag als laatste, zeven noten. De snaren van Pythagoras en van Hawkins. De trilling als model voor ons heelal. De big bang spiegelt een big crunch. Het model van ons oscillerend universum. Dit lijkt mij zo'n evident gegeven dat ik aarzel er over uit te weiden. De big bang is bekend. Het heelal dijt zich uit en de afstand tussen twee willekeurige sterrenstelsels wordt na verloop van tijd gestaag groter. Terugredenerend kunnen we veronderstellen dat alles ooit begon met één grote oerknal. De aantrekkingskracht tussen de sterrenstelsels (en de zwarte gaten) zal er echter voor zorgen dat zij trager gaan bewegen en uiteindelijk zullen stoppen met uit elkaar te vliegen. Daarna zullen ze naar elkaar toe beginnen te vallen en allemaal gezamelijk terechtkomen in een verpletterende toestand van opeenhoping, een big crunch die tevens het einde van het heelal in de voor ons werkelijke tijd betekent. Daarna kan alles herbeginnen. Keer op keer op keer. Onze planeten dansen in een galactische trilling een noot in een grootmeesterlijk muziekstuk... Einstein overtuigde ons dat het universum één en dezelfde essentie kent: e=mc². Massa is verstolde energie en energie is gesmolten massa. Bovendien gebruikte hij de lichtsnelheid als de stop op de tijdsfles. De alchemisten kenden vier elementen ontstaan uit het oerlicht, de Chaos, de big bang. Lux baarde tenebra. Het kind van licht en donker was het water en uit Lux, Tenebra en Aqua krijgen we de vier elementen: terra, aqua, aer en ignis. Samen vormen ze tien, de Kabbala is niet veraf en waarschijnlijk zal de muzikale Pythagoras aan de basis liggen van beide. De tetrakys, 10 als som van 1,2,3 en 4 is in zijn metafysische getallenleer het volmaakte getal. De theogonie stak terug de kop op in een middeleeuws jasje. Nog eens duizend jaar verder vertelt Einstein ons over de ruimte met haar drie dimensies en de tijd als vierde dimensie. Alles is relatief: breedte, lengte, diepte en tijd. Ze hebben elkaar nodig om te bestaan. Ruimte is een manier om aan te geven waar iets is, tijd is een manier om te zeggen wanneer iets is. We kunnen dit alleen zeggen in relatie tot elkaar. Op zichzelf hebben ruimte en tijd geen betekenis. Ruimte en tijd zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Einstein doordenken betekent dat het aantal absolute referentie-punten gestaag daalt. Het aantal relatieve entiteiten wordt daardoor groter en groter. Hawkins legt uit dat volgens de algemene relativiteits-theorie tijd en ruimte niet onafhankelijk van het heelal of van elkaar bestaan. Net zoals Einstein aantoonde dat de ruimte gekromd is (door de zwaartekracht van een massa), zo is ook de tijd gekromd. Tijd heeft vorm en vorm is tijd. Toch heeft Einstein niet het laatste woord. Hij haalde weliswaar Newton van zijn voetstuk, maar zette de deur op een kier voor de rehabilitatie van Leibnitz. De Deense onderzoeksgroep rond Niels Böhr haalden de stop van Einsteins tijdsfles. De quantumfysica toont ons vooreerst aan dat het ons bewustzijn is dat de werkelijkheid creëert: een golf vervalt tot een deeltje van zodra we het meten of eenvoudiger gesteld “the observer creates the world”. Vervolgens kunnen we nooit tezelfdertijd het waar (de plaats) en het wanneer (de snelheid) van dat deeltje bepalen. Tenslotte tonen quantumfysici aan dat er communicatie moet bestaan die sneller is dan het licht. Om het met Goswami uit te leggen: Delen van non-lokaal gecorreleerde quantumsystemen hebben de mogelijkheid zich heel ver van elkaar te verwijderen, maar als het ene deel ervan als gevolg van meting vervalt (van mogelijkheidsgolf van het elektron tot het feitelijk waargenomen elektron), vervalt ook het andere deel tot een toestand die zijn verborgen non-lokale correlatie verraad. De Dalia Lama vult aan door te stellen dat als ergens één bepaalde wereld verdwijnt er ergens anders aan de andere zijde van het heelal een andere wereld kan verschijnen. En dat maakt tijdreizen zowel vooruit als achteruit mogelijk.

Kijk om je heen en laten we Hawkins, Beuys, Böhr, Einstein, Gödel, Escher, Newton, Leibnitz, Bach, Paracelcus, Pythagoras, Hermes, Saturnus, Kronos, Ouranos en Chaos uitnodigen op het volgende salon?

“We only see one result, instead of all of them (we hebben het hier over het elementair deeltje dat tot golf vervalt), because we observe a single path through an ever branching multitude of infinite universes, and we call that path ‘our universe'. (...) From quantum physics, we learn that the Newtonian world-view is false. There are many competing interpretations, but the most parsimonious appears to be the ‘Many World Interpretation' of quantum mechanics. This simply states that there is no ‘wave function collapse' – i.e. the universe splits in all directions, rather than following the one time-line that we think of as our universe. This implies that alle possible universes exist. What we think of as ‘time' is one line connecting many ‘snapshot' universes together.”

Of om het met Bob Livingstone te zeggen – met een knipoog naar Borgés en Pirandello:
“Our individual experiences are so different from one another that the world consists of a couple of billion people and a couple of billion worlds.”

Bronnen en aanraders:

De geboorte van de goden van Hesiodos (lang geleden)
Boek der Alchemie van Francis Melville (2002)
Alchemie & Mystiek van Alexander Roob (2003)
Geschiedenis der Westerse Filosofie van Bertrand Russell (1946)
Einstein en het heelal van Nigel Calder (1979)
Het Universum van Stephen Hawkins (2001)
The New Physics and Cosmology edited door Arthur Zajonc (2004)
Het Visionaire Venster van Amit Gwosami (2000)
Het Bernini Mysterie van Dan Brown(2003)
Of cats, quanta and cephalopods van Peter Schattschneider (2004)
Quantum Physics and Enlightenment van James Higgo (2000)

17 december 2004
naar aanleiding van het ‘Salon d'artistes' met als avondthema ‘tijd'