Lopen. De zon. De koude wind. Bomen en ruisen. Grijsheid van verkeer. Paden veel gezien vanuit de doos. Nooit betreden. Loskomen, wegkomen. Alles verbindt. Nu. Zien, horen, voelen (struikelen over de voetpadtegel, tunnel, treurwilg, straat, stappen) met vroeger en met fantasieën. Sneller om de trein te stoppen. De molen. De nooit eindigende en hypergalactische associaties. En maar stappen. In een acht. Bang herkend te worden. Toch worden herkend. Fiscalist. Consultant. Residentie. Creatief. Lucht in de stad. Woorden en stappen. Hoe sneller. De jas open, de wind die de kaken onderkoeld. Tot al het opwarrelend stof gaat liggen en de vogels hun lied vervolgen. De woestijntrein. |