Nu

...blijf ogenblik, je bent zo mooi...

JW Goethe in Faust

Ik zit op dat kermisschip dat nog steeds zwaait tussen eros en thanatos. Het scheppen om sporen na te laten, de daad als sperma tegenover het verdwijnen om te kunnen opgaan in dat waarvan we komen. Ergens zit ik gevangen tussen de twee. Alsof de kermis gesloten is en ze mij op de boot vergeten zijn. Naar buiten de thanatos, naar binnen de eros. Sommigen helpen mij die twee te verbinden. Maar in essentie twijfel ik eraan. Er is iets dat kapot gaat door het binnen naar buiten te sleuren. Er is wat er is. Het is zo duidelijk overal. ‘Het paradijs is hier en nu!' stond er in De Morgen. Als het al in de krant staat, is het nog nooit zo duidelijk geweest. Het is de rode draad in alles wat ik aan het verzamelen ben. Availability zal wel voor een deel meedoen. Maar toch maar voor een deel. Hoe dieper je graaft, hoe kleiner de verschillen. ‘ Mystieke verklaringen gaan door voor diep; de waarheid is dat ze nog niet eens oppervlakkig zijn ' scheef Friedrich Nietzsche. Alleen – het nu – biedt soelaas. Dat ene punt is in zijn horizontaliteit en verticaliteit absoluut. Dat is de referentie, dat is het nulpunt, alleen hierin zit er perspectief. De rest is speeksel, verstoppertje, doen alsof, zakdoek leggen, niemand zeggen, bezighouden,... Dat besef roept juist die ene pool weer op. Laat liggen, laat zijn, stop ermee, blijf zitten, met het gezicht naar de zon. Wat drijft dan verder? Waarom spoort Nietzsche me aan en wil ik Joyce doorgronden en de Enneaden nog doorworstelen om van Blavastky nog maar te zwijgen? Toch alleen om er ‘buiten' mee iets te betekenen? WAT DAN? Dat weet ik sinds ET BACH ontmoette. Het lijkt zich allemaal steeds maar te herhalen.

16 mei 2006