Zelf

Ik moet mezelf zijn, ik moet me niets van ze aantrekken, ik moet me niets van hun stemmen, geuren, wensen en verlangens, voorkeuren en afkeuren aantrekken, ik moet mezelf zijn, ik moet mezelf zijn. Want als ik mezelf niet kan zijn dan word ik de persoon die zij willen dat ik ben en aan de persoon die zij willen dat ik ben wil ik me niet onderwerpen, en liever dan de onverdraaglijke persoon te zijn die zij willen dat ik ben, ben ik helemaal niets, of helemaal niet.’
 
Orhan Pamuk in ‘Het Zwarte Boek’

‘Boeddha ontdekte dat er geen onafhankelijk zelf bestaat.’

Mark Magill in ‘Waarom lacht de Boeddha?’

‘Binnen in ons zit iets dat geen naam heeft, dat is het wat wij zijn.’

José Saramago in ‘De stad der blinden’

‘Unk has to awaken from the notion of being Unk.’

Donald Gilbert in ‘The Upside Down Circle’

‘Onze geest is een stroom van gedachten en geen eenheid.’

Erik Hoogcarspel in ‘Nagarjuna’

‘Als een levend organisme in principe een geheel van geladen deeltjes i dat met een verborgen en alomtegenwoordig Veld communiceert (...) kunnen we ons afvragen waar wij eindigen en de rest van de wereld begint.’

McTaggart in ‘Het Veld’

‘Zolang we geloven dat we onze persoonlijkheid en niet meer dan dat zijn, blijven we er on ook mee identificeren.’

Don Richard Riso en Russ Hudson in ‘De wijsheid van het enneagram’

‘Het is namelijk zo dat er in ieder van ons verscheidene, aan elkaar tegengestelde wezens naast elkaar huizen.’

Oriana Fallaci in ‘Insjallah’

Als zij gelijk hebben, is ons brein geen opslagmedium, maar in alle opzichten een ontvangstmechanisme, waarbij herinneringen eenvoudigweg een verre verwant van normale waarneming zijn.

McTaggart in ‘Het Veld’

‘In feite moeten we elke dag afscheid nemen van de identiteit die we tot dan toe hebben ontwikkeld.’

Karen Armstrong in ‘Mythen’

‘Deze monsterlijke rivier mocht me afvoeren en onttakelen en de stukken verspreiden waar en hoe hij maar wilde, want eerlijk gezegd was ik het ten slotte zo god vergeten beu om eindeloze uren lang mijn uiterste best te doen om de samenstellende delen van mezelf als mens bij elkaar te voegen.

Steven Hall in ‘Gehaaid’

Het is door de leugens te onderzoeken dat we de waarheid ontdekken.

David Brazier in ‘Zentherapie’

Laat iedereen toch één keer zichzelf zijn, dan hoeft er ook niemand verhalen te vertellen, dacht hij bij zichzelf.

Orhan Pamuk in ‘Het Zwarte Boek'

Voor mij is de cultus rond identiteit een terugval. Het is iets leegs. Wat helpt het je verder als je haarfijn je particulariteit kunt definiëren?

Edward Said gesciteerd door Ernst Knijff in ‘De therapeut als clown'

Ik weet het niet zo goed, meneer, op dit moment. Ik weet nog wel wie ik was toen ik vanmorgen opstond, maar sindsdien ben ik volgens mij al een paar keer veranderd.

Lewis Carroll in ‘ Alice in Wonderland'

Na al die jaren begrijp ik nog steeds niet waarom iemand niet zijn eigen leven, maar dat van een ander wil leiden. (...) Ik had eindelijk door dat niemand zichzelf kon zijn, dat dit een vaststaand feit was dat ik nooit moest vergeten.

Orhan Pamuk in ‘Het Zwarte Boek'

Je bezit geen onafhankelijk zelf en bent besloten in de Schepper.

Daniel Matt in ‘De Kabbala'

O god, u wordt bleek. Ziet u nu soms ook zelf in dat u een minuut geleden een ander was ? (...) Vandaag geeft u zich op een bepaalde manier vorm, en morgen is dat weer anders.

Luigi Pirandello in ‘Iemand, niemand en honderdduizend'

Denken is als een spiegel. Degene die erin kijkt, ziet zijn innerlijk beeld en denkt dat er twee beelden zijn, maar in werkelijkheid zijn beiden één.

Daniel Matt in ‘De Kabbala'

Ik wist dat ik, omdat ik gezien werd, bestond.

Orhan Pamuk in ‘Het Zwarte Boek'

Wie leeft, leeft, en ziet zichzelf niet.

Luigi Pirandello in ‘Iemand, niemand en honderdduizend'

Uit al deze herinneringen en herinnerde mensen had ik ‘hem' samengesteld.

Orhan Pamuk in ‘Het Zwarte Boek'

Zijn nieuwe spiegelbeeld toont niet meer één Harry maar ontelbaar vele: jonge, oude, vrolijke, treurige...

Aloïs Prinz over ‘De Steppenwolf' in ‘De bekoring van het begin'

De ‘ik', die nu tegen de muur van een moskee geleund staat, wil hem zijn. Deze ‘ik' wil ‘hem' die hij zo benijdt, bereiken. En die ‘hij' doet net of hij niet weet dat hij door de ‘ik' die hem zo gretig nadoet, bedacht is.

Orhan Pamuk in ‘Het Zwarte Boek'

Mensen vonden het zo heerlijk om geobserveerd te worden dat Breuer geloofde dat de werkelijke smart van de ouderdom, het verlies van dierbaren, het overleven van vrienden, gelegen was in het feit dat ze niet meer werden waargenomen – in de gruwel van een bestaan dat onopgemerkt bleef.

Irvin Yalom in ‘Nietzsches Tranen'